Een ovariumcyste is een met vocht gevulde massa van de eierstok. Deze ontstaat door hormonale overstimulatie (door het hormoon ‘gonadotropine’) van een van de eicel-follikels.

  • Epidemiologie 
    Een ovariumcyste komt voor bij 1 op de 2.500 vrouwelijke geboortes. Ze worden groter naar het einde van de zwangerschap toe ten gevolge van de moederlijke (en deels ook foetale) hormonale overstimulatie. Meestal komt de cyste eenzijdig voor, maar deze kan ook aan beide zijden voorkomen.

    Diagnose
    Op de pre-natale echografie komt een ovariumcyste voor als een met vocht gevulde massa die niet op de middenlijn ligt bij een vrouwelijke foetus. Deze cyste is vaak moeilijk te onderscheiden van een dundarmcyste of een urachuscyste (een uitstulping van het foetale plaskanaal). Een cyste van 2 cm wordt nog als normaal/fysiologisch beschouwd.
    Na de geboorte wordt de cyste echografisch opgevolgd. Meestal neemt de grootte van de cyste snel af in de eerste 3 levensmaanden. Door een vier- tot zeswekelijkse evaluatie met echografie wordt de evolutie gevolgd. Bij hevige, onverklaarbare pijn moet er worden gedacht aan een bloeding dan wel een draaiing van de cyste/eierstok. Uitsluiting of bevestiging hiervan gebeurt met een echografie.

    De behandeling
    De meeste cysten nemen spontaan af in volume. Dit geldt voornamelijk voor de kleine, ‘niet-complexe’ cysten (90% van de cysten van minder dan 3 cm resorbeert voor de leeftijd van 3 maanden) en amper voor de grote, complexe cysten (resorptie slechts bij 20% van de cysten groter dan 6 cm).

    Risico’s van een ovariumcyste:

    • Ontaarding naar een kwaadaardige aandoening is verwaarloosbaar.
    • Bloeding in de cyste of door de cystewand kan optreden; dit gaat gepaard met toenemende pijn.
    • Een plotse draaiing van de eierstok (torsie) bij grote cysten, met afklemming van de bloedvoorzieining hiervan, is een ernstig risico. Dit gaat gepaard met plotse hevige pijn, misselijkheid en braken. In zeldzame gevallen komt dit voor tijdens de zwangerschap.
    • Druk op de darmen of urinewegen met obstipatie dan wel urinestuwing tot gevolg.

    Gezien al deze complicaties voornamelijk voorkomen bij de grotere cysten, en de grotere cysten ook veel minder afnemen in volume, wordt operatief ingrijpen aangeraden bij cysten groter dan 5 cm. Een ‘eenvoudige cyste’ (enkel gevuld met helder vocht) groter dan 5 cm kan onder echografische begeleiding worden aangeprikt en leeggezogen. Bij ‘complexe cysten’ (waar ook vaste elementen inzitten), pijnlijke cysten, cysten die stuwing van de urinewegen dan wel obstipatie opwekken, cysten die langer dan 6 maanden bestaan, en cysten die toenemen in volume is een operatieve opening van de cystewand via een kijkoperatie aangewezen. Bij een acute draaiing bestaat er een risico op het afsterven van de eierstok. Mocht de eierstok na terugwenteling nog steeds niet goed doorbloed lijken, kan een verwijdering van die eierstok noodzakelijk zijn.

    Na de operatie
    Na de kijkoperatie wordt de baby nog een nacht ter observatie opgenomen, dit vooral in verband met de anesthesie. De wondjes helen binnen 10 dagen en de hechtingen zijn spontaan oplosbaar. Een trekkende last kan bestaan tot 2 dagen na de ingreep maar is goed te behandelen met paracetamol. 

    Risico’s van de operatie 
    Complicaties op korte termijn na de ingreep zijn hetzelfde als voor alle ingrepen: wondinfectie of nabloeding. Beide komen zelden voor.

    Verwachtingen op de lange termijn 
    Na een punctie (aanprikken van de cyste en leegzuigen) bestaat er een kans op het terug vullen van de cyste. Een kijkoperatie met het openen van de cystewand kan dan alsnog nodig zijn. Mocht er toch reden zijn tot het verwijderen van de eierstok, dan beschikt de baby nog over de helft van de eicellen. De hormonale functie wordt dan volledig overgenomen door de andere eierstok.

Sluit de enquête