Gastro-oesofageale refluxziekte

Bij gastro-oesofageale refluxziekte is er sprake van een pathologische terugvloed van maaginhoud tot in de slokdarm, met luchtwegcomplicaties, groeicomplicaties en acuut blauw worden tot gevolg.

  • Epidemiologie 
    Ongeveer 65% van de kinderen onder de 2 jaar oud heeft last van reflux. Een minderheid van deze kinderen heeft een gmedicamenteuze of operatieve behandeling nodig.

    Diagnose
    Er bestaat geen gouden standaard als onderzoek ter opsporing van pathologische reflux. Het onderzoek is afhankelijk van het klachtenpatroon en evolutie van de klachten.

    De behandeling
    De behandeling bestaat uit drie pijlers, afhankelijk van de ernst:

    1. Leefstijlaanpassingen: indikken van de voeding, aanpassen van de frequentie, tijdelijk koe-eiwitvrij diëet, verhoging van het hoofdeinde (niet bij zuigelingen), vermijden van koffie, chocolade, thee, pikant eten en dranken met prik.
    2. Medicamenteuze behandeling: proefbehandeling met zuurremmers.
    3. Operatief, ‘Nissenfundoplicatie’: deze ingreep kan worden uitgevoerd bij onvoldoende effect van een medicamenteuze behandeling of bij ernstige complicaties van reflux. De ingreep verloopt onder algehele anesthesie, waarbij er middels een kijkoperatie een deel van de maag als een sjaal om de slokdarm heen wordt gedraaid en vast wordt gezet. Hierbij ontstaat er een extra sluitingsmechanisme dat de terugvloed van voeding en maagsappen mindert.

    Na de operatie
    Na de ingreep wordt de voeding progressief herstart. Er mag na enkele uren na de ingreep worden gedronken en enkele dagen later zal ook vloeibare voeding (yoghurt, pudding, puree) worden herstart en worden opgehoogd gedurende drie weken. Daarna kan ook vaste voeding worden herstart. 

    Risico’s van de operatie 
    Zoals bij elke ingreep kan er ook hier een bloeding of een infectie in de buik of van de wond optreden. Deze komen niet vaak voor en kunnen met antibiotica worden behandeld.

    Verwachtingen op de lange termijn 
    Bij een Nissenfundoplicatie wordt er een evenwicht gecreëerd tussen enerzijds het verminderen van de reflux, en dient anderzijds een vlotte passage van de voeding te worden onderhouden. Soms komen de refluxklachten (maar vaak in mindere mate) terug; het opnieuw starten van de medicamenteuze behandeling kan dan nodig zijn. Soms is er sprake van een bemoeilijkte passage van de voeding. Dit is meestal tijdelijk. In zeldzame gevallen moet de slokdarm worden opgerekt. Ten gevolge van de iets verhoogde trekkracht op de slokdarm, kan in 5% van de gevallen de slokdarm met de ‘sjaal’ van de maag (de fundoplicatie) tot in de borstkas glijden. De inname van voeding wordt dan plots bemoeilijkt. Een hersteloperatie kan dan nodig zijn.

Sluit de enquête