Atresie van de dunne en dikke darm

Bij deze atresie is er sprake van een aangeboren afwijking met een afsluiting van de dunne darm. Het kan gaan om een gedeeltelijke blokkade of om het geheel ontbreken van een verbinding van de normale buisstructuur van de darm. Dit kan optreden in het gehele traject van de dunne darm en zelfs op meerdere plaatsen tegelijk. Het gevolg is dat voedsel niet voorbij de afsluiting kan passeren.
De dunne darm is een holle buis, die na de maag komt en uiteindelijk overgaat in de dikke darm. Een atresie van de dikke darm komt zelden voor (2,5 op de 100.000 levendgeborenen).
Er is geen duidelijkheid over de oorzaak van de atresie. Algemeen wordt gedacht dat gedurende de zwangerschap een zeer lokale afsluiting van de bloedtoevoer naar de darm een stoornis in de aanleg teweegbrengt.

  • Diagnose
    Een dunne darmatresie wordt soms al ontdekt tijdens de zwangerschap. De prenatale echo laat dan met name een deel uitgezette darmen zien. Bij een deel van de baby’s wordt de dunne darmatresie pas ontdekt na de geboorte. In enkele gevallen is tijdens de zwangerschap wel een afwijking in de darmen te zien geweest, maar wordt na de geboorte pas duidelijk dat het een atresie van de dunne darm betreft.
    Na geboorte wordt de echo herhaald om de diagnose te bevestigen. Bij een kind waarbij de atresie meer aan het begin van de dunne darm zit, zal vooral een ingevallen buik te zien zijn. Wanneer de atresie verderop in de dunne darm zit, zal een langer darmdeel uitgezet zijn en wordt daarom de buik boller.
    Het kind zal na de geboorte voedsel niet kunnen verdragen en uiteindelijk gaan overgeven. Indien de diagnose nog onduidelijk is, kan een dynamisch röntgenonderzoek worden uitgevoerd na het geven van oraal contrast.
    Zodra tijdens de zwangerschap een dunne darmatresie ontdekt wordt, zal de gynaecoloog/obstetricus een gezamenlijke afspraak inplannen voor de ouder(s) met de kinderchirurg. In dit gesprek wordt al uitgelegd wat ouder en kind kunnen verwachten na de geboorte en eventuele vragen hieromtrent zullen worden besproken.

    De behandeling
    De enige behandeling van een dunne darmatresie is middels een operatie. De plaats van het afgesloten deel van de darm wordt opgezocht; de darm vóór de afsluiting en ná de afsluiting wordt geopend en beide darmlissen worden met elkaar verbonden. Hierdoor wordt de normale buisvorm weer hersteld zodat hierdoor voedsel weer kan passeren.
    Als de darmen van minder goede kwaliteit zijn, zal ervoor gekozen worden om een stoma aan te leggen. Dit is een tijdelijk stoma, dat na enkele weken of maanden weer wordt opgeheven. Om de operatie uit te voeren wordt een sneetje in de huid gemaakt, dwars over de buik, doorgaans net boven de navel. De operatie wordt verricht door de kinderchirurgen van het MUMC+. 

    Opvang na de geboorte
    Indien vóór de geboorte bekend was dat het kind een dunne darmatresie heeft, zal de bevalling plaatsvinden in het MUMC+. Wordt de diagnose pas na de geboorte gesteld, dan zal een overplaatsing naar het MUMC+ worden verzorgd.
    Richting het einde van de zwangerschap zal de uitzetting van de dunne darm vaker worden gecontroleerd. Soms wordt ervoor gekozen moeder hiervoor op te nemen in het ziekenhuis. Een te grote uitzetting van de dunne darm kan een reden zijn om de bevalling in te leiden.
    Na de geboorte wordt het kind opgevangen op de neonatale intensive care unit (NICU). Er wordt een slangetje via de neus in de maag gebracht om lucht en overtollige maag- darmsappen op te vangen. Daarnaast krijgt het kind een infuus, waarover ook voeding kan worden gegeven.
    Er wordt een echo van de buik gemaakt om de diagnose van een dunne darmatresie te bevestigen. Aanvullend kunnen nog een echo van het hart, de nieren en röntgenopname van de darmen worden gemaakt.
    De kinderchirurg neemt met de ouder(s) de operatie en het postoperatieve beloop door en bespreekt eventuele vragen. Tevens zal de kinderanesthesist de details over de narcose uitleggen. Afhankelijk van de uitzetting van de dunne darm wordt de operatie kort na de geboorte uitgevoerd. 

    Na de operatie
    Na de operatie wordt het kind van de operatiezaal teruggebracht naar de NICU. Soms wordt ervoor gekozen het kind nog korte tijd aan de beademing te houden (dus met een buisje in de keel). Het kind wordt nog intensief gemonitord en zal daarom met allerlei kabels verbonden zijn. Tevens wordt gezorgd voor goede pijnstilling.
    De dag na de operatie wordt gestart met voeding, middels een slangetje via de neus dat in de maag zit. Omdat de darmen van het kind tijdens de zwangerschap zich minder goed hebben kunnen ontwikkelen, zullen ze niet meteen de benodigde hoeveelheid voeding verdragen. Daarom kan het enkele dagen tot weken duren voordat de voeding volledig via de darmen kan worden gegeven. Intussen zal de noodzakelijke hoeveelheid voedingsmiddelen gegeven worden via het infuus (totale parenterale voeding: TPV). In het begin wordt de voeding gegeven via het slangetje. Bij pasgeborenen die geboren zijn na 36 weken of ouder dan 36 weken zijn, zal ook voorzichtig worden gestart met voeding via de mond, zodat ook de voeding via het slangetje geleidelijk kan worden afgebouwd.

    Risico’s van de operatie 
    Na de operatie kunnen er complicaties optreden. Hoewel de kans hierop zeer klein is, kunnen er bloedingen ontstaan. Ook is het mogelijk dat de darmeinden die aan elkaar gehecht zijn, niet goed genezen. Er ontstaat dan een lekkage. In dat geval zal met antibioticum worden gestart en mogelijk moet een tweede operatie worden verricht. 

    Verwachtingen op de lange termijn 
    Na het herstel van de dunne darmatresie kan het kind zonder bijkomende problemen opgroeien. Eventuele problemen worden meestal tijdens de aanvullende onderzoeken gezien. Afhankelijk van de ernst van de afwijkingen zal het herstel en de ontwikkeling nog wel kunnen worden beïnvloed. De verbinding die is gemaakt, kan door littekenvorming te nauw zijn. Dit kan na enkele jaren problemen geven met eten en/of ontlasting. Een operatie is dan nodig om deze vernauwing wijder te maken.

Sluit de enquête